Gevolgen van het faillissement




Opmerking: De oude faillissementswet is van toepassing op faillissementen tot 01/05/2018. Het boek XX in het economisch Wetboek over de insolventie van ondernemingen is van toepassing op faillissementen vanaf 01/05/2018.


Art. 16. Te rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen, zelfs over de goederen die hij mocht verkrijgen terwijl hij zich in staat van faillissement bevindt. Alle betalingen, verrichtingen en handelingen van de gefailleerde en alle betalingen aan de gefailleerde gedaan vanaf de dag van het vonnis, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.
De goederen bedoeld in artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep, bedoeld in het 3° van dat artikel, worden uit het actief van het faillissement gesloten en blijven onder het beheer en ter beschikking van de gefailleerde.
Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten, de bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de faillietverklaring voor zover zij krachtens de artikelen 1409 tot en met 1412 van het Gerechtelijk Wetboek of krachtens bijzondere wetten niet voor beslag vatbaar zijn.
Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten, de vergoeding voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de gefailleerde toekomt uit onrechtmatige daad.

Art. 17. Aan de boedel kunnen niet worden tegengeworpen, wanneer zij door de schuldenaar zijn verricht sinds het door de rechtbank bepaalde tijdstip van staking van betaling :
1° alle handelingen waarbij om niet wordt beschikt over roerende of onroerende goederen, alsmede handelingen, verrichtingen of overeenkomsten, vergeldend of onder bezwarende titel, indien de waarde van hetgeen de gefailleerde heeft gegeven, de waarde van hetgeen hij daarvoor heeft ontvangen, aanmerkelijk overtreft;
2° alle betalingen, hetzij in geld, hetzij bij overdracht, verkoop, schuldvergelijking of anderszins, wegens niet vervallen schulden, en alle betalingen anders dan in geld of in handelspapier, wegens vervallen schulden;
3° alle bedongen hypotheken en alle rechten van gebruikspand of van pand, op de goederen van de schuldenaar gevestigd wegens voordien aangegane schulden.

Art. 18. Alle andere betalingen door de schuldenaar wegens vervallen schulden gedaan, en alle handelingen onder bezwarende titel door hem aangegaan na de staking van betaling en voor het vonnis van faillietverklaring, kunnen niet-tegenwerpbaar verklaard worden, indien zij die van de schuldenaar iets hebben ontvangen of met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de staking van betaling.


Art. XX.110. § 1. Te rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen evenals over de goederen die hij tijdens de procedure verkrijgt op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat.
§ 2. Alle betalingen, verrichtingen en handelingen van de gefailleerde en alle betalingen aan de gefailleerde gedaan vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.
§ 3. De goederen bedoeld in artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep, bedoeld in het 3° van dit artikel, worden uit het actief van het faillissement gesloten en blijven onder het beheer en ter beschikking van de gefailleerde.
Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten de goederen, de bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement.
Uit het actief van het faillissement wordt eveneens uitgesloten, de vergoeding voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de gefailleerde toekomt uit onrechtmatige daad.
De gefailleerde beheert eveneens de in het tweede en derde lid bedoelde goederen en bedragen en beschikt erover.
Art. XX.111. Aan de boedel kunnen niet worden tegengeworpen, wanneer zij door de schuldenaar zijn verricht sinds het door de rechtbank bepaalde tijdstip van staking van betaling, onverminderd de artikelen XX.37, XX.53, XX.65 en XX.82:
1° alle handelingen waarbij om niet wordt beschikt over roerende of onroerende goederen, alsmede handelingen, verrichtingen of overeenkomsten, vergeldend of onder bezwarende titel, indien de waarde van hetgeen de gefailleerde heeft gegeven, de waarde van hetgeen hij daarvoor heeft ontvangen, aanmerkelijk overtreft;
2° alle betalingen, hetzij in geld, hetzij bij overdracht, verkoop, of anderszins, wegens niet vervallen schulden, en alle betalingen anders dan in geld of in handelspapier, wegens vervallen schulden;
3° alle bedongen hypotheken en alle rechten van gebruikspand of van pand, op de goederen van de schuldenaar gevestigd wegens voordien aangegane schulden.
Art. XX.112. Alle andere betalingen door de schuldenaar wegens vervallen schulden gedaan, en alle handelingen onder bezwarende titel door hem aangegaan na de staking van betaling en voor het vonnis van faillietverklaring, kunnen niet-tegenwerpbaar verklaard worden, indien zij die van de schuldenaar iets hebben ontvangen of met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de staking van betaling, onverminderd de artikelen XX.37, XX.53, XX.65 en XX.82.